(Jozef Deleu op de grens met Frankrijk vlakbij ‘Stichting Ons Erfdeel’)
In de wetenschap leven dat je iemand zal ontmoeten met meer kennis, levenswijsheid en algemene intelligentie dan jezelf, maakt dat je wat onrustig wordt. Gisteren om 15u duwde ik zo, wat onzeker, op de deurbel van dichter, prozaïst, samensteller van bloemlezingen én ereburger van Menen, Dr.h.c. Jozef Deleu. Annemarie, zijn erg sympathieke vrouw, opende de deur die, aan haar reactie te merken, kennelijk iemand ouder verwachtte.
Ze liep me voor naar het bureau, waar Jozef Deleu zijn intrede maakte, en we elkaar op bijna officiële manier de hand drukte.
In het boek “Het gaat voorbij” van Jozef Deleu (2007, Leuven: Uitgeverij Van Halewyck) lees ik in de ‘Uitleiding’, door Prof. Dr. Dirk de Geest, het volgende:
“Jozef Deleu (°1937) geniet een grote naambekendheid, tot ver buiten de grenzen. Hij is een graag geziene gast bij praatprogramma’s en culturele manifestaties, en zijn interventies als intellectueel vormden meer dan eens de aanleiding tot geanimeerde discussies.”
Zijn volledige biografie, waarvoor deze blog te klein is, vind je terug op zijn persoonlijke website.
Deleu woont in een erg charmant huis, één van de eerste prefab huizen in de streek, te midden van de velden in Rekkem en net aan de grens met Frankrijk.
Het huis werd ‘Oranje’ gedoopt naar Willem van Oranje, leider van de opstand tegen Spanje in de 16de eeuw.
Het ligt op wandelafstand van ‘Stichting Ons Erfdeel’, een organisatie die in 1970 door Deleu werd opgericht en die de cultuur van Vlaanderen en Nederland in het buitenland wilt bekendmaken, en de culturele samenwerking tussen de Nederlandstaligen wilt bevorderen.
Oorspronkelijk woonde Jozef met zijn ouders in Roeselare, maar op zijn 12de levensjaar verhuisde hij met hen richting Menen. 14 jaar lang was hij onderwijzer van de Nederlandse taal in Moeskroen en Menen.
De Nederlandstalige cultuur, en cultuur in het algemeen, werden voor hem de basis van een zinvol bestaan.
Hij vertelt me dat Menen en de buurt rond Menen hoofdzakelijk Nederlandstalig is gebleven omwille van een vorm van plein- of grensvrees. Nederlandstaligen trokken in het verleden naar de grensstreek omwille van werk in Frankrijk (oa in Tourcoing en Roubaix), maar durfden of wensten de grens niet over te steken om daar ook werkelijk te gaan wonen. Slechts enkelingen, de durvers of rebellen, staken ze ook echt over.
In de familiegeschiedenis van Deleu waren het zijn grootouders die in 1914 naar Normandië vluchtten bij het uitbreken van de loopgravenoorlog. Net zoals de vluchtelingen vandaag lieten zij alles achter, op zoek naar een plek om het gezin, met elf kinderen, veilig te stellen van het oorlogsgeweld. (Deleu, J. (2007), Het gaat voorbij. Leuven:Uitgeverij Van Halewyck)
Aan gebouw van ‘Stichting Ons Erfdeel’, waar we samen naartoe wandelen op het einde van ons gesprek, staat, naast een betonnen beeld van Mag Dornez, ook een tekst uit 1988 van de hand van Deleu, dat vandaag nog steeds relevant is:
‘Waarom mag het meest ideale land geen grenzen hebben?
Grenzen zijn lang niet altijd begrenzend.
Ze bieden in tijden van tirannie uitwijkmogelijkheden.
Ze bieden kansen op een nieuw begin en heel vaak op een nieuw leven’
Historische gebeurtenissen zoals hierboven beschreven liggen Deleu nauw aan het hart. Een continue ergernis van hem is dan ook dat de kennis van de geschiedenis verloren raakt. “Je bent er dankzij alles wat je vooraf is gegaan”, geeft hij terecht aan.
Deze zienswijze werd doorgegeven aan zijn zoon, Lodewijk, die de website en het magazine “ikwashier.live” oprichtte, waar tradities en erfgoed worden gearchiveerd die dreigen te verdwijnen.
Op deze website toont hij ook enkele filmpjes van grafisch kunstenaar Raf Coorevits, een persoonlijke vriend. Een kunstenaar die zich terdege bewust is van de kunstgeschiedenis en de oude technieken volkomen kent en beheerst.
Als kunstenaar mag je niet vergeten dat je altijd “op de schouders van reuzen staat”, aldus Deleu. Hijzelf werd als schrijver o.a. beïnvloed door Nijhoff, Mutatuli, Gezelle en Van Ostaijen.
“Met het ouder worden kom je uiteindelijk, mits authentiek te blijven en kwaliteit te leveren, terecht op de essentie van wat je zelf te vertellen had”.
Deleu is ondertussen 81 en, hoewel nog steeds gepassioneerd actief als o.a. stichter en hoofdredacteur van ‘Het Liegend konijn‘, een tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie, houdt toch ‘de grote verdwijntruc de dood’ hem iets meer bezig. Aansluitend op de titel van dit project ‘Nothing but Energy’, zegt hij; “Er is niet meer of minder energie dan wat er onder de dampkring aanwezig is. Wanneer er energie verdwijnt, komt er, op een andere plaats op deze aardkloot, wel weer energie bij. De energie wordt dus behouden, maar doet zich anders voor”.
Een klein deeltje van de haast onuitputtelijke energiebron Jozef Deleu komt zo vandaag, met veel genegenheid, op deze blog terecht.
Hieronder nog enkele foto’s van mijn bezoek in Rekkem.
Deleu toont me een foto met Jan Hoet die hij toevallig ontmoette in de kerk van Vezelay, nét voor deze laatste vertrok naar Kassel als curator van de Documenta (1991). Hoet sprak blijkbaar toen de gevleugelde woorden: “Ik kom nog naar iets groots en schoons kijken voor ik aan die kloterij begin daar”.
De velden naast het huis van Deleu.
Een portret van Deleu door Rik Slabbinck
Zelfportret van Godfried Vervisch