Als ik eerlijk ben, moet ik toegeven dat mijn beeld van de stadswachten of gemeenschapswachten, ‘die personen in hun paarse uniformen’, ook niet altijd even positief was. Mijn ontmoeting met Virginie Heugeu maakt dat ik die vooroordelen naast me neerleg. Ze woont sinds twaalf jaar in Menen waar ze terecht kwam door de liefde te volgen. Al snel solliciteerde ze voor een job als gemeenschapswacht om, zo hoopte ze, mensen te leren kennen in een stad waar ze zich nog niet thuis voelde.

(Virginie Heugeu aan CC De Steiger)

“Toen ik begon als gemeenschapswacht kreeg ik veel te horen dat ik een leegaard was, of dat ik misschien geen betere job kon vinden”, vertrouwt ze me toe. Ik ontmoet haar in CC De Steiger, in gewone klederdracht. “Hier in Menen zijn het hoofdzakelijk Brugge supporters, en mijn uniform deed hen denken aan dat van Anderlecht. Neen, lachte ik dan, ’t is dat van den Beerschot”.

De algemene perceptie van de gemeenschapswacht is negatief, maar met dagelijkse tochten tussen de 15 en 25 kilometer, waarbij ze alles controleren wat op openbaar domein ligt, lijkt het me een zware job. “Door weer en wind, he”, zegt ze, “en als je dan onderweg even een koffie gaat drinken om te bekomen, of om op te warmen, dan hebben ze dat gezien, hoor”.

Ze ziet het gedeeltelijk als haar opdracht om de gemeenschapswacht een positief imago te geven. Iets waar ze, naar eigen zeggen en na 9 jaar dienst, al behoorlijk in is geslaagd. “Wanneer mensen met een probleem zitten, vertellen ze me dat. Nu ze me hier kennen zijn ze heel open en sociaal geworden tegen mij. Ik voel me hier ondertussen wel thuis. Voor zover ik het kan, zal ik iedereen helpen en alle problemen ook opvolgen tot ze effectief zijn opgelost.”

“Ik herinner me nog een man die al verschillende keren de putten in het fietspad in de Bruggestraat had aangeklaagd via het meldingsformulier op de website. Op een dag kwam ik hem tegen op mijn ronde, en hij voer tegen me uit; “dat er al maanden niets aan dat fietspad was gedaan!”. Ik heb hem laten uitrazen en beloofd dat ik het in orde zou brengen. Toen ik hem veel later terug tegenkwam, kwam hij naar me toe om me hartelijk te bedanken omdat die gaten effectief opgevuld waren geraakt. Daarvoor doe ik het dus”.

Elke morgen staat ze op om haar energie te investeren in de burgers van Menen. “De positiviteit die je geeft, krijg je weer terug.” zegt ze “En de energie die je krijgt, kan je ook weer teruggeven?”, vul ik aan met de titel van het project in gedachten. Dat beaamt ze. “Je moet willen vooruit gaan, he.” Hoewel ze ook moet toegeven dat de mensen in Menen graag klagen, “Als het ene is opgelost, klagen ze wel weer over iets anders. Voor sommige mensen is het wel moeilijk om goed te doen. Zoals met de GAS-boetes (die de gemeenschapswacht mag uitschrijven). Degenen die klagen dat er iets moet verbeteren, zijn dezelfde die klagen over die GAS-boetes. Dat klopt niet, he” (lacht).

Naast gemeenschapswacht draait ze ook nog nachtshiften als ambulancier en is ze moeder van haar persoonlijke God en elfjarige zoon, Liam.

Op het einde van ons gesprek vraag ik haar om op haar ronde nog eens langs te komen aan ’t Schippershof, zodat ik ook nog een foto kan maken van het paarse uniform.

(Virginie en haar collega in uniform)